Sumar / Suameer
De naam Sumar (in het Nederlands: Suameer) is ontleend aan de ligging van een vroeger meertje ten zuiden van het dorp. In oude stukken vindt men het dorp aangeduid met de naam Zuderameer en Zuidmeer. Het ontstond als agrarische nederzetting op de hoge zandgrond. Van oorsprong wordt het als een esdorp beschouwd. Vroeger was er gemeenschappelijk bouwgrond en een onregelmatige verkaveling met de boerderijen lagen langs de wegen, terwijl bij de kerk een kleine kern was ontstaan. In de omgeving van het dorp lagen bouw- en weilanden; de boeren hadden gemengde bedrijven. Nu bestaat het cultuurland uit alleen weiland, bouwland is er vrijwel niet meer. Karakteristiek zijn de afscheidingen; op de hogere gronden vindt men de boomwallen met o.m. begroeiing van eik en op de lagere delen in de weilanden rond Sumar worden elzensingels als afscheiding gebruikt.
Oorspronkelijk was Sumar een agrarisch dorp, nu echter speelt de industriële werkgelegenheid de hoofdrol. Langs het Prinses Margrietkanaal werd na de Tweede Wereldoorlog een industrieterrein aangelegd met belangrijke bedrijven op het gebied van scheepsbouw, papier, betonwaren en staalbouw. Een ander bedrijf wat op het grondgebied van Sumar staat is de Thermochemische fabriek, het destructiebedrijf voor de noordelijke helft van Nederland. Dit bedrijf werd opgericht in 1926. In buurtschap de Harste werd in 1908 een zuivelfabriek gebouwd, nu een matrassenfabriek. In het dorp Sumar staat nog steeds de oude korenmolen uit 1867. Deze molen heeft een zeer belangrijke plaats in het dorpsbeeld, evenals de kerk. De kerk van 1769 heeft nog mooie gebrandschilderde ramen van Ype Staak (1770).
Enkele bekende personen uit Sumar waren wonderdokter Knilles Wytzes uit de 19de eeuw en Master Cornelis de Vries. Deze laatste was hoofd der school en kweekte in 1905 een nieuw aardappelras, het zgn. “Bintje”. Naar beide persoonlijkheden is in Sumar een straat vernoemd. Sumar is een streekdorp met meerdere buurtschappen in het zandgebied van de gemeente. In de periode 1200-1500 ontstonden de buurtschappen De Harste en de Tike op de heide. Toen begon men met de eerste ontginning van het heidegebied. Een systematische ontginning begon pas in de 19de eeuw. Dit betrof het zuidelijke deel van de heide, de zgn. Sumarreheide, een uitgestrekt gebied met een zeer arme bevolking. Deze bevolking woonde daar in armzalige plaggenhutten. De heide werd nagenoeg geheel ontgonnen. Alleen aan de Joute van der Meerweg is nog een perceeltje aanwezig. Ook de plaggenhutten zijn geheel verdwenen in Sumarreheide en vervangen door kleine huizen en ontginningsboerderijtjes. Wel bezit Sumar door de landschappelijke verscheidenheid nog rijke karakteristieke landschapselementen zoals verschillende laantjes en de van oorsprong heideweggetjes.
Het dorp op de kaart: